De meeuwen zal men het meest zien in de havengeul ter hoogte van het Loodswezenplein het staketsel en de golfbrekers. Voor de rubriek meeuwen klik hier.
De aalscholver is 77 tot 94 cm lang. De vogel is vrijwel geheel zwart, maar met een opvallende witte wang en een gele plek op de plaats van de aanhechting van de bek. De snavel is lang en voorzien van een haakvormige punt. De aalscholver heeft zwemvliezen tussen de voortenen en kan dus zwemmen en hij vangt vis door te duiken.
Voedsel: zijn voedsel bestaat uit levende vis. Hij eet dagelijks zeker 500 gram vis.
De Bergeend is 55 tot 65 cm. lang. De bergeend is een halfgans, een watervogel die qua formaat tussen een gans en een eend in zit. De bergeend heeft een rode knobbel op zijn snavel (alleen bij mannetjes). De kop en de hals zijn zwart en zijn veren zijn wit met hier en daar een paar zwarte strepen. Verder heeft de Bergeend een bruine band om zijn hals.
Voedsel: de bergeend eet vaak wadslakjes, schaal-diertjes, insecten, visjes en wormen.
Kleine, 19 cm. stevig gebouwde plevier met brede zwarte borstband, doorlopend in smallere zwarte nekband, oranje poten en oranje snavel met zwarte punt. Bovendelen grijsbruin, kin, keel, onderdelen en voorhoofd wit, witte vlek achter oog, witte nekband contrasteert met zwarte. oogstreep en zwarte band over voorhoofd. Staart bruin met witte zijden en zwarte subterminale band. Opvallende witte vleugelstreep in vlucht. Bandering op kop en borst bij juveniel bruin en vaag begrensd, waardoor minder duidelijk dan bij adult; heeft wit voorhoofd en witte vlek achter oog. Adult in winterkleed heeft donkerbruin masker en borstband, donkere snavel met gelige basis.
Voedsel: ze dribbelen over kale zandgrond heen en weer en trekken vliegensvlug wormen en larven uit de bodem.
Van dichtbij bekeken zijn grote mantelmeeuwen kolossale vogels, het zijn de grootste meeuwen ter wereld. De grote mantelmeeuw is een typische klep-toparasiet, pakt voedsel af van andere vogels, zoals eenden, aalscholvers etc. Lengte: 61 - 74 cm. Wit verenkleed met zwarte vleugels en rug. Gele snavel met rode vlek. Poten vaalrood gekleurd.
Voedsel: alle soorten dierlijk voedsel, dode vis, aas, visafval, maar ook kleine vogels.
De kleine mantelmeeuw is ongeveer net zo groot als de zilvermeeuw, lengte: 54 tot 60 cm. maar heeft een veel donkerder rug, bijna zwart in plaats van lichtgrijs. Hiermee lijkt de vogel op de grote mantelmeeuw die echter duidelijk groter is en roze in plaats van gele poten heeft. Jonge vogels hebben een verenkleed dat bedekt is met kleine bruine vlekken, die pas na ongeveer vier jaar geheel verdwenen zijn. Tot deze tijd is de kleine mantelmeeuw moeilijk te onderscheiden van enkele andere soorten meeuwen. Het verenkleed is wit met een donkergrijze rug en bovenvleugels. De snavel is geel met een rode vlek bij de punt. De poten zijn geel van kleur. In het winterkleed bevinden zich donkere strepen op de kop.
Voedsel: de kleine mantelmeeuw eet zeer veel verschillende dingen. Hij eet zowel planten als dieren. Verder doet hij zich regelmatig tegoed aan afval.
De kokmeeuw is de meest algemene meeuw, die het gehele jaar behalve langs de kust ook in grote aantallen in het binnenland voorkomt. Lengte: 35 tot 39 cm. De kolonies zijn erg luidruchtig en de vogels verdedigen het gebied gezamenlijk tegen vijanden. In het zomerkleed is de kokmeeuw dankzij de donkerbruine kop een goed te herkennen meeuw. In de winter kleurt de kop echter wit, op een kleine vlek achter het oog na. Het verenkleed is wit met een grijze rug. De vleugeltoppen zijn zwart van kleur. De poten en de snavel zijn oranje.
Voedsel: hoewel kokmeeuwen bijna overal hun voedsel zoeken, zijn plekken met veel menselijke activiteit en de grote hoeveelheden afval die daarmee gepaard gaan - erg populair. Gelukkig vinden kokmeeuwen ook nog steeds in echte natuurgebieden hun voedsel.
Door het heldere zwart-witte verenkleed is de scholekster een goed herkenbare vogel. In de vlucht is de vogel te herkennen aan de witte vleugelstreep en van onderen gezien aan de zwarte eindrand van zowel de vleugels als de staart. In de winter toont de scholekster een witte keelband. Kenmerken: lengte 29 tot 44 cm - de bovenzijde en de kop zijn zwart - de onderzijde is wit - de poten zijn oranje tot rood - om het oog bevindt zich een oranje rode ring.
Voedsel: Scholeksters leven vooral van schelpdieren en wormen. Zij die langs de kusten foerageren, eten vooral mosselen en kokkels, maar ook wel pieren. Scholeksters specialiseren zich op een bepaalde voedselsoort. Zo zijn er exemplaren die alleen mosselen eten, terwijl andere zich richten op wormen of op kokkels. Deze specialisatie hangt samen met de techniek die nodig is om bij het voedsel te komen.
De steenloper heeft opvallend korte poten en een stevige snavel. Lengte 21 tot 24 cm. De vogel zoekt het voedsel in tegenstelling tot veel andere strandlopers dan ook niet in het water of in de modder, maar tussen rotsen en steentjes. in de zomer is de rug bont gekleurd met roodbruin, zwart en wit - de kop is in de zomer voorzien van een zwart-witte tekening - in het winter-kleed zijn de kop en de rug grijsbruin met lichter gekleurde veerranden - de snavel is geheel zwart - de poten zijn kort en oranje van kleur.
Voedsel: het voedsel bestaat uit insecten, krabbetjes en schaaldiertjes.
De vogel zelf is niet zo opvallend, des te markanter zijn de felrode poten en snavel van de tureluur. Lengte 24 tot 27 cm. De bovenzijde is donkerbruin met kleine donkere vlekken, de onderzijde is vaalwit met donkere vlekken, de poten zijn helder oranjerood van kleur, de achterrand van de vleugel en de stuit zijn wit en de snavel is oranjerood met een donkere punt.
Voedsel: de tureluur eet vooral insecten en wormen, maar ook schelpdieren komt in zijn menu voor. In de broedtijd worden vooral insecten en kleine, in slikkige sloten levende waterdieren, gegeten.
De wulp is onopvallend gekleurd, maar door de grootte en de omlaag gebogen snavel toch een herkenbare soort. Lengte 48 tot 57 cm. Het verenkleed is grijsbruin en is bedekt met donkere vlekken en strepen, de snavel is zeer lang, dun en naar beneden gebogen, de poten zijn lang.
Voedsel: de wulp zoekt zijn voedsel vooral op de grond. Hij zoekt naar regenwormen en andere ongewervelde diertjes. Door zijn lange snavel kan de wulp makkelijk dieper in de grond zoeken.
Zilvermeeuwen zijn vogels van de kust en het binnenland. Lengte: 54 tot 60 cm. Er zijn 4 verschillende gedaanten waarin de soort zich voordoet. De ontwikkeling van jong tot volwassen zilvermeeuw verloopt in verschillende verenkleedstadia. Juveniele zilvermeeuwen zijn overwegend bruin, naarmate ze ouder worden gaan ze steeds meer op de volwassen vogels lijken. In alle stadia heeft de zilvermeeuw echter roze poten.
Voedsel: zilvermeeuwen zijn alleseters, met een natuurlijk menu van zeebanket, regenwormen, insecten en jonge vogels. Dit menu wordt aangevuld met menselijk afval als brood, patat en etensresten die verzameld worden op vuilstortplaatsen.
De grote stern is een typische zeevogel met lange, maar smalle vleugels, waarmee de vogel uitstekend boven het water kan zweven. Lengte: 37 tot 43 cm. Op de lichtgrijs gekleurde rug na is het verenkleed geheel wit. Er is een zwarte kopkap aanwezig. In de winter is het voorhoofd wit. In het zomerkleed bevindt zich een piekerige kuif op het achterhoofd. De snavel is zwart met een gele punt. De poten zijn zwart.
Voedsel: vis.
Zoals de naam al zegt is de oeverloper vooral te vinden langs de oevers van rivieren. Kenmerken: lengte 18 tot 21 cm. De bovenzijde en de borst zijn grijsbruin met een donkere tekening, de onderzijde is wit, tussen de borst en de vleugels bevindt zich een wit gedeelte, In de vlucht is een witte vleugelstreep zichtbaar, de staartzijden zijn wit en voorzien van donkere dwarsbanden.
Voedsel: voornamelijk insecten maar ook wormen en visjes.
De visdief is de algemeenste stern en bereikt een lichaamslengte tot ongeveer 35 centimeter. Het is een slanke vogel met een zwarte kopkap en een diep gevorkte staart. De snavel heeft een oranjerode kleur met een zwarte punt, de poten zijn rood van kleur. De bovenvleugels en de rug zijn grijs. De buitenste 4-6 handpennen zijn donkerder dan de rest van de bovenvleugel, en vormen een donkere ruit. Punten aan onderzijde van handpennen donkergrijs, beetje slordige rand vormend.. Het juveniel heeft een donkere kopkap, donkerrode snavel, bruingrijze gebandeerde bovendelen en een donkergrijze streep over voorvleugel, gevormd door kleine dekveren.
Voedsel: de vogel stort zich als een baksteen in zee om een visje te bemachtigen. Een schouwspel waar je uren naar kunt kijken.
De bonte strandloper is een kleine steltloper, met een lengte van 17 tot 21 centimeter. De snavellengte van de bonte strandloper is variabel. In het zomerkleed heeft de bonte strandloper een helder roodbruine bovenzijde, witte flanken, een witte borst met zwarte streepjes en een zwarte buik. Het winterkleed is vrij saai zonder duidelijke kenmerken, met egaal bruingrijze bovendelen en een witte onderzijde. Jonge vogels hebben een gemberbruine kop en zijhals en zwarte vlekken op de flanken.
Voedsel: insecten en larven, wormen, kreeftachtigen, schaaldieren en weekdieren.
De goudplevier is een grote plevier. Lengte 25 tot 28 cm. Het verenkleed is donker gekleurd en is bedekt met kleine witte en gele vlekjes, de onderzijde en het gezicht zijn zwart en worden van de bovenzijde gescheiden door een witte streep, In het winterkleed is de onderzijde wit met gele vlekjes en ontbreekt de witte flankstreep, het vrouwtje is minder duidelijk getekend dan het mannetje.
Voedsel: 's zomers eet hij insecten en 's winters vooral wormen.
De kievit is een forse weidevogel van ongeveer 28 tot 31 cm. lengte De rug is recht en in de zomer is deze donkergroen met een paarse en koperen gloed, wat ook voor de bovenkant van de vleugels geldt tot aan het uiteinde met de witte toppen. In de winter is de rug groener met gelige randen aan de veren. De stuit is wit en heeft een zwarte vlek met een witte rand aan het uiteinde van de staart. Langs de flanken heeft de kievit een zwarte rand. De onderkant van de brede afgeronde vleugels zijn deels wit. Aan het uiteinde heeft de vleugel een witte rand. Vanaf daar tot een derde van de vleugel zijn de veren zwart gekleurd. De buik is wit met onder de staart een rode vlek. Van borst tot keel heeft de mannelijke kievit een zwarte band die doorloopt als een zwarte streep onder het oog en over de zwarte korte snavel. De keel is bij het vrouwtje gespikkeld zwart-wit. Op de wang heeft de kievit een witte vlek. De nek is zwart tot grijs. De kievit heeft een hoog voorhoofd en een zwarte kap die overgaat in de voor de kievit zo karakteristieke zwarte kuif. Deze kuif is bij de vrouwtjes korter dan bij de mannetjes. In de winter is de kuif van het mannetje korter dan in de zomer.
Voedsel: het hoofdvoedsel wordt gevormd door wormen. Daarnaast eten ze allerlei insecten en wat onrijpe zaden. De beschikbaarheid van wormen bepaalt ook hoeveel vogels zich kunnen vestigen in een bepaald gebied.
De lengte bedraagt 51 tot 62 cm. en de spanwijdte 91 tot 98 cm. Het mannetje is kleurrijk met een glanzend groene kop, een witte halsband, een kastanjebruine borst en gekrulde zwarte veren aan de staart. Het donkerbruine vrouwtje en de eendenkuikens hebben een schutkleur en blauw-paarse vleugelspiegel.
Voedsel: visjes, insecten, larven, wormen en waterplanten.
De zilverplevier is een steltloper. Kenmerken: Lengte 26 tot 29 cm. In het zomerkleed zijn de onderzijde en het gezicht zwart, Bij het vrouwtje bevinden zich vaak witte vlekken op de onderzijde, In het zomerkleed zijn de flanken gedeeltelijk wit, In de winter is de onderzijde wit en bedekt met bruine vlekjes.
Voedsel: zilverplevieren zoeken bij voorkeur naar voedsel op zojuist door eb drooggevallen modder.
PDF watervogels klik hier
Van dichtbij bekeken zijn grote mantel-meeuwen kolossale vogels: het zijn de grootste meeuwen ter wereld. De grote mantelmeeuw is een typische klep-toparasiet; pakt voedsel af van andere vogels, zoals eenden, aalscholvers etc. Lengte: 61 - 74 cm. Wit verenkleed met zwarte vleugels en rug. Gele snavel met rode vlek. Poten vaalrood gekleurd.
Voedsel: alle soorten dierlijk voedsel, dode vis, aas, visafval, maar ook kleine vogels.
De kleine mantelmeeuw is ongeveer net zo groot als de zilvermeeuw, lengte: 54 tot 60 cm. maar heeft een veel donkerder rug, bijna zwart in plaats van lichtgrijs. Hiermee lijkt de vogel op de grote mantelmeeuw die echter duidelijk groter is en roze in plaats van gele poten heeft. Jonge vogels hebben een verenkleed dat bedekt is met kleine bruine vlekken, die pas na ongeveer vier jaar geheel verdwenen zijn. Tot deze tijd is de kleine mantelmeeuw moeilijk te onderscheiden van enkele andere soorten meeuwen. Het verenkleed is wit met een donkergrijze rug en bovenvleugels. De snavel is geel met een rode vlek bij de punt. De poten zijn geel van kleur. In het winterkleed bevinden zich donkere strepen op de kop.
Voedsel: de kleine mantelmeeuw eet zeer veel verschillende dingen. Hij eet zowel planten als dieren. Verder doet hij zich regelmatig tegoed aan afval.
De kokmeeuw is de meest algemene meeuw, die het gehele jaar behalve langs de kust ook in grote aantallen in het binnenland voorkomt. Lengte: 35 tot 39 cm. De kolonies zijn erg luidruchtig en de vogels verdedigen het gebied gezamenlijk tegen vijanden. In het zomerkleed is de kokmeeuw dankzij de donkerbruine kop een goed te herkennen meeuw. In de winter kleurt de kop echter wit, op een kleine vlek achter het oog na. Het verenkleed is wit met een grijze rug. De vleugeltoppen zijn zwart van kleur. De poten en de snavel zijn oranje.
Voedsel: hoewel kokmeeuwen bijna overal hun voedsel zoeken, zijn plekken met veel menselijke activiteit en de grote hoeveelheden afval die daarmee gepaard gaan - erg populair. Gelukkig vinden kokmeeuwen ook nog steeds in echte natuurgebieden hun voedsel.
Zilvermeeuwen zijn vogels van de kust en het binnenland. Lengte: 54 tot 60 cm. Er zijn 4 verschillende gedaanten waarin de soort zich voordoet. De ontwikkeling van jong tot volwassen zilvermeeuw verloopt in verschillende verenkleedstadia. Juveniele zilvermeeuwen zijn overwegend bruin, naarmate ze ouder worden gaan ze steeds meer op de volwassen vogels lijken. In alle stadia heeft de zilvermeeuw echter roze poten.
Voedsel: zilvermeeuwen zijn alleseters, met een natuurlijk menu van zeebanket, regenwormen, insecten en jonge vogels. Dit menu wordt aangevuld met menselijk afval als brood, patat en etensresten die verzameld worden op vuilstortplaatsen.
PDF soorten meeuwen klik hier
watervogels klik hier
geraadpleegd op het internet:
- http://nl.wikipedia.org/wiki/Hoofdpagina
- http://www.natuurpunt.be/nl/biodiversiteit/default.aspx
- http://www.vogelvisie.nl/